Publicitade E▼
calcular (v.)
calculeren, uitwerken, berekenen, wedden, cijferen, kalkuleren, voorrekenen, becijferen, rekenen, uitrekenen, begroten, beramen, omrekenen, plannen
calcular (v.) (Portugal)
aanslaan, oordelen, afleiden, schatten, benaderen, koersen, ramen, begroten, beramen, calculeren, uitlaten, beoordelen, evalueren
calcular ()
presumeren, vermoeden, veronderstellen, imagineren, inbeelden, indenken, nagaan, toedenken, verbeelden, voorstellen, menen, wanen, aannemen, geloven, vooropstellen, postuleren, denken, stellen, vinden, verwachten
calcular () (Portugal)
beoordelen, oordelen, bemiddelen, aankijken, bekijken, beschouwen, bezien, inschatten, taxeren, zien, berekenen, veroordelen, een oordeel vellen over, schatten
calculado (adj.)
Publicidade ▼
Ver também
calcular (v.)
↘ adivinhão, adivinho, cáculo, calculador, calculadora, Calculadoras, calculável, calculista, cálculo, computador, conta, imprevisto, incalculável, inesperado, não previsto, operação, previdente, previsão, prognose, projeção
calcular
calcular
tenir pour vrai, croire (fr)[Classe]
antecipar, prever, prognosticar[Hyper.]
hipótese, suposição - conjectura, conjetura, opinião, suposição - conceito, espírito, ideia, Idéia, opinião, pensamento - compreensão, espírito, ideia, idéia, opinião, pensamento, perspicácia - conjectura, especulação, fazerdeconta, hipótese, suposição, teoria - guesser (en)[Dérivé]
calcular [Portugal]
calcular (v.) [Brasil]
calcular (v.)
calcular (v.)
calcular[ClasseHyper.]
compter (fr)[Classe]
calcular (v.)
établir une conjecture, une prospective (fr)[Classe]
prédire (fr)[Classe]
calcular (v.) [Portugal]
calcular (v.) [Portugal]
déterminer la valeur d'une quantité (fr)[Classe]
compter (fr)[Classe]
Publicidade ▼