Publicitade R▼
convencer (v.)
overhalen tot, overreden tot, flemen, ompraten, bepraten, omverpraten, overtuigen, voor zich winnen, inpraten, lospraten, overhalen, praten, overreden
convencer (v.) (Portugal)
aanzetten tot, instigeren, oproepen, brengen tot, bewegen tot, aandrijven, aanjagen, aanzetten, drijven, pramen, pushen, sommeren, aansporen, aanporren, manen, bezielen, inspireren, ingeven, trachten te overtuigen, aanmanen
Publicidade ▼
Ver também
convencer (v.)
↘ convincente, incitação, instigador ↗ certeza, convicção, fé ≠ desencorajar, dissuadir, persuadir
convencer [Portugal]
aconselhar, conquistar, convencer alguém a, persuadir[Hyper.]
persuadível[Dérivé]
convencer [Portugal]
convencer (v.)
allécher (fr)[Classe]
convaincre (fr)[Classe]
convencer[ClasseHyper.]
(eloqüência; eloquência)[termes liés]
convencer (v.)
convencer (v.)
convencer (v.) [Portugal]
incitar a; inspirar[ClasseHyper.]
intention et dessein (fr)[DomaineCollocation]
Publicidade ▼