Publicitade R▼
estamos (v.)
estar (v.)
staan, liggen, zijn, zich bevinden, uithangen, zitten, plaatsvinden, gaan, geraken, raken, treden, worden, komen, overnachten, blijven, op zijn plaats blijven, bevinden, steken, uitmaken, verkeren, vormen, bestaan, innemen, ophouden, pozen, toeven, vertoeven, verwijlen, voorkomen, schuilen, schuilgaan
bem-estar (n.)
mal-estar (n.)
braakneiging, malaise, misselijkheid, onbehaaglijk gevoel, onbehaaglijkheid, onbehagen, ongemakkelijkheid, onpasselijkheid
mal-estar (n.) (Portugal)
onbehaaglijkheid, ongemak, ongemakkelijkheid, ongerustheid, onlust, onlustgevoelens
mal-estar. (n.)
onbehaaglijkheid, ongemak, ongemakkelijkheid, ongerustheid, onlust, onlustgevoelens
sala de estar (n.)
conversatiezaal, huiskamer, living, lobby, lounge, ontvangstbalie, receptie, salon, voorkamer, voorvertrek, wachtkamer, woonkamer, woonvertrek, zitkamer
sala de estar (n.) (Portugal)
huiskamer, huiskamer ''de'', living, living ''de'', lobby, lounge, salon, woonkamer, woonkamer ''de'', woonvertrek, zitkamer, zitkamer ''de''
Publicidade ▼
Ver também
estar
avoir une réalité, une existence (fr)[ClasseHyper.]
estar [Portugal]
estar (n.)
criatura; ser; estar; organismo[ClasseHyper.]
ser; estar; organismo[ClasseHyper.]
criatura[Hyper.]
estar vivo, viver - orgânico - orgânico - organismal, organismic (en)[Dérivé]
população[Desc]
estar (v.)
évaluer sa position (fr)[Classe]
ser; estar[Classe]
estar (v.) [Brasil]
ressentir qqch au plan affectif (fr)[Classe]
(conforto), (cómodo; confortável)[termes liés]
estar (v.)
commencer à être (qqch) (fr)[ClasseHyper.]
tornar-se em; devir[Classe]
revoltar-se, tornar[Hyper.]
estar (v.)
estar (v.) [Portugal]
estar, ser[Hyper.]
estar (v.)
estar (v.)
estar (v.)
ser; estar[ClasseHyper.]
être (copule : lien nom/adj. ou nom/nom prédicatif). (fr)[Classe]
estar (v.)
estar, ser[Hyper.]
estar (v.)
estar, ser - estar[Hyper.]
posição[Dérivé]
estar (v.)
comparar-se[Hyper.]
Publicidade ▼