Publicitade R▼
opnemen (v.)
δείχνω, καταγράφω, απορροφώ, μαζεύω, αφομοιώνω, καταχωρώ, αξίζω, εκτιμώ, αξιολογώ, νοσηλεύω, εισάγω, νοσηλεύω σε νοσοκομείο, ανυψώνω, υψώνω, επιλαμβάνομαι, αντιμετωπίζω, ρωτώ κπ. για ένα πρόβλημα, ερμηνεύω, επισημαίνω, σχολιάζω, περικλείω, περιλαμβάνω, συμπεριλαμβάνω, εσωκλείω, παίρνω, τρώω, πίνω, καταναλώνω, χρησιμοποιώ, άγω, πηγαίνω κπ. ή κτ. κάπου, λαμβάνω, αγοράζω, φέρνω, αποσύρω, παίρνω πίσω, ανακαλώ, κάνω ανάληψη, εισπράττω, ενσωματώνω, δέχομαι
opnemen ()
Publicidade ▼
Ver também
opnemen (n. neu.)
opnemen (v. trans.)
↘ absorbeerbaar, absorptie, duiding, hospitalisatie, hospitalizatie, interpretatie, invulling, inzuiging, lezing, merkbaar, omslag, oplettend, opmerkelijk, opmerkenswaardig, opmerkzaam, opname, opneming, opslorping, opslurping, opvatting, opzuiging, registratie, verklaring, vertolking, voorstelling, waarneembaar, ziekenhuisopname, zingeving ≠ afhalen, afzinken, neerhalen, neerlaten, omlaaghalen, verlagen
opnemen (v.)
↘ consumptie, intake, intakegesprek, nuttiging ≠ abstineren, desisteren, onthouden, zich onthouden
opnemen (v.)
↘ inbegrepen, incluis, inclusief, ingesloten, inkluis, insluiting, meegerekend ≠ buitensluiten, deponeren, nalaten, storten, uitgesloten, uitsluiten, uitzonderen, weglaten
opnemen
opnemen (n.)
registratie; opnemen; opname[ClasseHyper.]
(cassetterecorder; cassettespeler; tapedeck; taperecorder; bandrecorder)[termes liés]
een opname maken, opnemen, optekenen, registreren, vastleggen[Nominalisation]
opnemen (v.)
opeten; maaltijden; tafelen[Classe]
opnemen (v.)
opnemen (v.)
percevoir de l'argent (fr)[Classe]
traite (fr)[termes liés]
opnemen (v.)
aanwezig zijn[Classe]
comprendre tant de parties (pour un tout) (fr)[ClasseHyper.]
opnemen (v.)
als inhoud hebben; behelzen; bevatten; inhouden; omvatten[Classe]
insereren; invoegen[Classe]
assembler des matériaux (fr)[Classe...]
vermengen[Hyper.]
opnemen (v.)
recevoir quelqu'un (fr)[Classe]
opnemen (v. tr.)
opnemen (v. tr.)
opzuigen[Classe]
liquide (complément) (fr)[DomaineCollocation]
opnemen (v. tr.)
digérer (fr)[Classe]
opnemen (v. tr.)
opnemen (v. tr.)
déterminer la valeur d'une quantité (fr)[Classe]
analyseren; analyzeren; ontleden[Classe]
regarder (fr)[Classe...]
gehalte, graad, grootheid, hoeveelheid, kwantiteit, maat, maatstelsel, mate, meting - evaluatie, kijkcijfer - experiment, het meten, maatstelsel, meten, meting, onderzoeking, probeersel, proef, proefneming, test, toets, toetssteen - maat, maatlepel, maatstelsel - waarde - beoordeling, waardering - berekening, evaluatie, inschatting, kijkcijfer, taxatie, taxatieprijs - taxateur - taxateur - appraiser, authenticator (en) - beoordelaar, jurylid, rechter, richter - assessor, bijzitter, schade-expert - economische waarde, handelswaarde, waar voor zijn geld - schattings, taxatie- - assessable (en)[Dérivé]
beoordelen, schatten[Domaine]
opnemen (v. tr.)
s'occuper de la santé de qqn (fr)[Classe...]
(hospitaal; ziekenhuis), (ziekenhuisafdeling)[termes liés]
opnemen (v. tr.)
expérimenter (fr)[Classe]
opnemen; gadeslaan; waarnemen; observeren[ClasseHyper.]
astronomie (fr)[DomainRegistre]
naleving, observatie, registratie, stagering, waarnemen, waarneming - opmerking - constatering, konstatering, vaststelling - aanmerking, bemerking, kanttekening, meditatie, opmerking, stagering, waarneming - bijzitter, observant, observator, observatorium, observatrice, sterrenwacht, toeschouwer, waarneemster, waarnemer - observant (en) - merkbaar, opmerkelijk, opmerkenswaardig, waarneembaar[Dérivé]
opvangen, percipiëren, registreren, voorvoelen, waarnemen[Domaine]
opnemen (v. tr.)
faire plier (fr)[Classe]
faire aller (qqch) de bas en haut (fr)[Classe]
vers l'extérieur (fr)[Caract.]
opnemen (v. tr.)
soulever (fr)[Classe]
bewegen, verhangen, verleggen, verplaatsen, verroeren, verschuiven, verzetten[Hyper.]
elevatie, lift, stijgkracht, verheffing, verhoging - luchtbrug - elevator, graanzuiger, hijstoestel, hoogteroer, lift, liftkooi - lift (en) - kabelbaan, skilift, sleeplift - altitude, elevation (en) - lift, rise (en) - het optrekken - helling, heuvel, hoogte, terreinverheffing - ophoging, terp, verheffing, verhevenheid, vluchtheuvel, wierde - gewichtheffer, gewichthefster, heftoestel[Dérivé]
klimmen, omhooggaan, omhoogkomen, opgaan, opkomen, optrekken, opvaren, stijgen[Cause]
opnemen (v. tr.)
opnemen (v. tr.)
comprendre (fr)[Classe]
expliquer (fr)[Classe]
(zin; betekenis; zintuig), (woordgetrouw; letterlijk)[termes liés]
begrijpen, bevatten, denken, doorhebben, horen, snappen, vatten, vernemen, verstaan, weten[Hyper.]
tolken, weergave, zingeving - versie, voorstelling - construal (en) - duiding, invulling, lezing, opvatting, vertolking, voorstelling, zingeving[Dérivé]
aanmerken, aanzien, achten, beschouwen, bevinden, houden, inzien, oordelen, schatten, vinden, zien[Domaine]
opnemen (v. tr.)
opnemen (v. tr.)
aanbouwen, bijdragen, bijhalen, bijzetten, voegen[Hyper.]
insluiting[Dérivé]
opnemen (v. tr.)
opnemen (v. tr.)
Publicidade ▼