Publicitade E▼
perder (v.)
verspillen, kwijtmaken, zoekmaken, kwijtraken, verliezen, misleggen, verzuimen, missen, mislukken, falen, mislopen, spaak lopen, zakken, zakken voor, bakken, buizen, failleren, flessen, sjezen, stralen, misslaan, misschieten, niet raken, overboord gegooid worden, floppen, er niet in slagen, verongelukken, tot niets komen, afstaan, renonceren, verbeuren, erop toeleggen, inboeten, erbij inschieten, geld verliezen, verspelen, aan het kortste eind trekken, het loodje leggen, het onderspit delven
perder (v.) (Portugal;Brasil)
perder () (Portugal)
Publicidade ▼
Ver também
perder (v.)
↘ fiasco, insucesso, invencível, perdas, revés ≠ achar, adquirir, atingir, auferir, comprar, devolver, encontrar, ganhar, meta, obter, passar, poupar tempo, receber, recuperar, recuperar-se, reencontrar, tirar proveito de, vencer, voltar a alcançar
perder [Portugal]
perdre quelque chose (fr)[Classe]
perder (v.)
perder (v.) [Portugal]
échouer (ne pas réussir) (fr)[Classe]
perder (v.)
sofrer[Hyper.]
perder (v.)
perder (v.) [Brasil]
perder (v.)
perder (v.)
perder (v.)
perder no jogo[Classe]
(jogador)[termes liés]
perdedor, vencido - perdas[Dérivé]
tirar proveito de - break even (en)[Ant.]
perder (v.)
perdedor, vencido - perdente, vencido - desfavorecido, fracasso/falhado[Dérivé]
competir[Domaine]
ganhar, vencer[Ant.]
perder (v.)
perder (v.) [Portugal , Brasil]
faire quelque chose inutilement (fr)[Classe]
poupar tempo[Ant.]
perder (v. tr.)
perder no jogo[Classe]
abandonar[Hyper.]
forfeit, perda - desistência, renúncia - forfeit, forfeiture (en) - forfeit, forfeiture (en)[Dérivé]
Publicidade ▼