Publicitade D▼
rasgar (v.)
rasgar (v.) (Brasil)
rasgar (v.) (Portugal)
scheuren, snipperen, versnipperen, doorscheuren, verscheuren
rasgar () (Portugal)
in stukken breken, stukbreken, stukmaken, aan stukken slaan, aan stukken scheuren
Publicidade ▼
rasgar [Portugal]
quebrar, romper[Hyper.]
shattering, smashing (en)[Dérivé]
rasgar (v.) [Portugal , Brasil]
rasgar (v.) [Brasil]
rasgar (v.) [Portugal]
eseparar; dividir-se; dividir[Classe]
saisir et serrer avec les dents (fr)[Classe]
déchirer (fr)[Classe]
couper en petit morceaux (fr)[Classe]