Publicitade R▼
supervisionar (v.)
kontroleren, de kontrole hebben over, in bedwang hebben, onder kontrole hebben, controleren, de controle hebben over, onder controle hebben, gaan, superviseren, toezicht houden op, toezicht hebben, gezag hebben over, toezicht houden, omgaan met, het toezicht hebben op, beheren, hanteren
Publicidade ▼
Ver também
supervisionar (v.)
↘ aparador de controle, controlador, descontrolado, inspetor, no controle, revisor
supervisionar (v.)
exercer le pouvoir sur (fr)[Classe]
conduire l'activité, l'organisation de qqch (fr)[Classe]
vérifier (fr)[Classe...]
administrar, dar, dirigir, gerenciar, gerir, treinar[Hyper.]
administração, gestão - direcção, superintendência, supervisão, vigilância - instrutor, técnico, Treinador, Treinadores - administrador, director, gerente, regente - feitor, superintendente, superintendente –, supervisor - capataz, supervisor, supervisor – - controlável, manipulável - fiscalizador[Dérivé]
Publicidade ▼