Publicitade D▼
surpreender (v.)
onthutsen, verrassen, overvallen, overrompelen, erin laten lopen, betrappen, iemand onvoorbereid aantreffen, iemand betrappen, omverlopen, van z'n stuk brengen, aangrijpen, aanpakken, choqueren, ontstellen, ontzetten, schokken, shockeren, vloeren, verdoven
surpreender (v.) (Portugal)
verrassen, verbazen, epateren, verwonderen, bevreemden, verbijsteren, schokken, onthutsen
surpreender (v.) (Brasil)
Publicidade ▼
Ver também
surpreender (v.)
↘ admiração, assombroso, espantar-se, espanto, espantoso, estarrecedor, estonteante, maravilha, pasmoso, surpreendente, surpresa
surpreender (v.) [Portugal]
surpreender; assombrar; espantar; estarrecer; pasmar; atordoar; estupefazer[ClasseHyper.]
factotum (en)[Domaine]
Surprise (en)[Domaine]
surpreender (v.)
surpreender (v.)
agir, executar, fazer[Hyper.]
surpresa - surprise (fr)[Dérivé]
surpreender (v.) [Brasil]
surpreender (v.) [Brasil]
assombrar, levar pela surpresa, sobressaltar, surpreender[Hyper.]
catch (en)[Domaine]
surpreender (v.)
surpreender (v.) [Portugal]
surpreender (v.)
atacar[Hyper.]
storm (en) - surpresa - surpriser (en)[Dérivé]
Publicidade ▼