Publicitade D▼
testar (v.)
checken, toetsen, kontroleren, controleren, overkijken, overzien, een test afnemen, aan een test onderwerpen, nazien, onderzoeken, op de proef stellen, beproeven, uittesten, geweld aandoen, interviewen, achterlaten, legateren, nalaten, vermaken, laten, legeren
testar (v.) (Brasil)
test, testen, doorvragen, ondervragen, overhoren, uittesten, proberen, uitproberen, toetsen, examineren
Publicidade ▼
Ver também
testar (v.)
examinar, inspecionar[Hyper.]
testar (v.)
acabrunhar, angustiar, atormentar[Hyper.]
esforço - stressor (en) - fadiga, stress, tensão - pressão, stress, tensão[Dérivé]
testar (v.)
questionner (fr)[Classe]
vérifier (fr)[Classe]
être attentif, prêter attention (fr)[Classe]
conversar[Hyper.]
leitura, recitação, recital - entrevista - entrevistado[Dérivé]
testar (v.) [Brasil]
testar (v.)
deixar; legar[ClasseHyper.]
dar, dar um presente, entregar, oferecer, regalar[Hyper.]
doação, herança, legado[GenV+comp]
nota de suicídio, testamento[Dérivé]
deixar - comunicar, dar, transmitir[Domaine]
deserdar, repudiar[Ant.]
Publicidade ▼