Publicitade E▼
aanhalen
citeren, knuffelen, kussen, liefkozen, ontlenen, spuiten, versterken, vertroetelen, vleien, vrijen
aanhalen (v. trans.)
aanvoeren, annexeren, buitmaken, citeren, knuffelen, kozen, liefkozen, noteren, stalen, sterken, strelen, toeëigenen, toe-eigenen, uitstrekken, versterken, verversen, zich toeëigenen
Publicidade ▼
Ver também
aanhalen (v. trans.)
↘ bemachtiging, bezitneming, inbezitneming, knuffel, spanning, toeëigening, toe-eigening ≠ afbeulen, afdragen, afjakkeren, aflopen, afpeigeren, afslijten, afsloven, aftobben, inlopen, inslijten, slijten, uitslijten, vermoeien, verslijten
Publicidade ▼
aanhalen
s'injecter un stupéfiant (fr)[Classe]
aanhalen (v. tr.)
sparren, trainen[Hyper.]
tonus[Dérivé]
aanhalen (v. tr.)
tendre, étendre qqch (fr)[Classe]
tirer sur qqch de souple pour le rendre droit (fr)[Classe]
serrer, rendre rigide une voile de bateau (fr)[DomainRegistre]
aanhalen (v. tr.)
aanhalen (v. tr.)
mentionner (fr)[Classe]
raconter qqch de déjà dit (fr)[Classe]
aanhalen (v. tr.)
aanhalen (v. tr.)
voler (prendre à autrui) (fr)[Classe]
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,031s