aanhangen
aanhangen (v.)
aankoppelen, bevestigen, hechten, knopen, vasthechten, vastmaken
aanhangen (v. trans.)
aan elkaar haken, aanhaken, aankoppelen, haken, haken aan, koppelen, koppeling, lijmen, neerhangen, ophangen, ophangen aan, samenklemmen, samenkleven, samenkoppelen, vasthaken, vastkleven, vastkoppelen, vastplakken
Publicidade ▼
ver também
aanhangen (v. trans.)
↘ aankoppeling, aansluiting, connectie, koppeling, samenkomst, samenkoppeling, samenvloeiing, samenvoeging, schakeling, vastkoppeling, verbinding ≠ afhangen, loshaken
aanhangen (v.)
Publicidade ▼
quit; end; pull up; halt; bring to a halt; bring to a stop; leave off; cease (en)[Classe]
assembler des choses (fr)[Classe]
rendre solidaire pour connecter des objets (fr)[Classe]
(immobilize; immobilise), (catalepsy) (en)[Thème]
canalisation (fr)[termes liés]
factotum (en)[Domaine]
Attaching (en)[Domaine]
connection, connexion, coupling, hitching, joining, junction (en) - combination, combining, compounding (en) - conjoin, join (en)[Hyper.]
linkage (en) - conector (pt) - agente de união social, elo, enlace, liame, ligação, vínculo (pt) - elo (pt) - conectivo, conetivo (pt) - afixar, anexar, atar, juntar, unir (pt) - attach, fasten, fix, mount, secure (en) - add on, affix, append, supplement (en) - attach (en) - attach (en) - attachment, bond (en) - attachable (en) - detachment, disengagement, isolation, segregation, separation, unclasping, uncoupling, unlinking (en)[Dérivé]
desconectar, desligar (pt) - detachable (en) - come away, come off, detach, drop off (en)[Ant.]
attachment, fastening (en) - affixation, attachment (en) - aanhechtbaar[Dérivé]
vasthechten[Cause]
aanhangen (v.)↕
assembler des choses (fr)[Classe]
mettre qqch1 avec qqch2 (fr)[Classe]
établir un lien entre différents éléments (fr)[Classe]
créer un tout par adjonction de parties (fr)[Classe]
rendre solidaire pour connecter des objets (fr)[Classe]
établir une communication entre qqn et (ou) qqch (fr)[ClasseParExt.]
mettre en relation qqch avec qqch (fr)[Classe]
ensemble de deux choses ou êtres semblables (fr)[Classe]
les époux (fr)[Classe]
ensemble de deux choses (fr)[Classe]
série ordonnée de choses (fr)[Classe]
assembler par deux (fr)[Thème]
(joint; join) (en)[Thème]
téléphone (fr)[DomaineCollocation]
factotum (en)[Domaine]
GroupOfPeople (en)[Domaine]
CardinalityFn (en)[Domaine]
number (en)[Domaine]
Entity (en)[Domaine]
connect, join, link, link up, tie (en) - duplicate, duplication (en) - connecter, connection, connective, connector, connexion (en) - assemblage, gathering (en) - set (en) - family, family unit (en) - adult, grownup, grown-up, major, major premise (en) - 2, deuce, II, two (en) - bring together, interrelate with, join, join to, join with, link, link together with, link up with, link with, relate to, unite, unite with (en)[Hyper.]
connection, connexion, coupling, hitching, joining, junction (en) - adjunction, junction (en) - connected (en) - couple, couple to, couple together, dock, match, mate, pair, twin (en) - agree, check, correspond, fit, gibe, jibe, match, tally, tie in/up (en) - link, yoke (en) - yoke (en) - copulate, couple, mate, pair (en) - couple, pair, pair off, partner off (en) - geminate, pair (en) - match (en) - becharm, beguile, bewitch, captivate, capture, cast a spell on, catch, charm, enamor, enamour, enchant, enthral, entrance, fascinate, put under a spell, trance (en) - geminate, pair (en) - couple, match, mates (en) - catch, match (en) - marriage broker, matcher, matchmaker (en)[Dérivé]
conjoin, join (en)[Cause]
bring (en)[Analogie]
disjoin, disjoint (en)[Ant.]
lucifer, luciferstokje, luizenveer, luizeveer, mat, schaakmat, zwavelstokje - koppeling, middenhand - pair (en) - koppel, paar - paar - catch, match (en) - distichon, duo, echtpaar, koppel, paar, stel, twee, tweekamp, tweetal, wijdte[Dérivé]
match (en)[Domaine]
aanhangen (v. tr.)↕
het eens zijn met[Classe]
aanhangen (v. tr.)↕
prendre (fr)[Classe]
attach; fix; fasten; bind; strap; tie up; tie; knot together (en)[Classe]
immobilize; immobilise (en)[Classe]
assembler des choses (fr)[Classe]
(crochet hook), (hitch; hitch onto; hook; hook on; hang; hang on; couple to) (en)[Thème]
pendre et suspendre (fr)[Thème]
factotum (en)[Domaine]
Attaching (en)[Domaine]
building_industry (en)[Domaine]
Device (en)[Domaine]
Removing (en)[Domaine]
affix, attach, bend (en) - mechanical device (en) - catch (en) - detach (en)[Hyper.]
attachment, fastening (en) - fastener, fastening, fixing, holdfast (en) - fixture (en) - fastness, fixedness, fixity, fixture, secureness (en) - fastener (en) - couple to, hang, hang on, hang up, hitch, hitch onto, hook, hook on, hook to (en)[Dérivé]
clothes hanger, clothes hook, coat hanger, dress hanger, hanger (en) - grapnel, grapple, grappler, grappling hook, grappling iron, kedge anchor, kedge-anchor (en)[Desc]
fasten (en)[Cause]
unfasten (en)[Ant.]
aanhaken; ophangen; aankoppelen; aanhangen[ClasseHyper.]
haak, haakje - haak[Dérivé]
afhangen, loshaken[Ant.]
aanhangen (v. tr.)↕
action de faire adhérer des choses (fr)[Classe]
chose assemblée (fr)[Classe]
assemblage; assembly; collection; collecting; assembling; aggregation (en)[Classe...]
adjoin, contact, meet, touch (en) - healing (en)[Hyper.]
adherence, adhesion, adhesiveness, bond, cohesion (en) - coherence, coherency, cohesion, cohesiveness (en) - adherent (en) - coherent, tenacious (en) - cohesive (en) - conglutinate, stick together (en)[Dérivé]
coapt, conglutinate (en)[Nominalisation]
attach (en) - adhere, adhere to, be stuck, bind, bond, hold fast, stick, stick to (en) - stick (en)[Domaine]
klemmen, kleven, klitten, plakken, vastklampen, vastklemmen[Hyper.]
conglutination, union (en)[Dérivé]
aanhangen (v. tr.)↕
factotum (en)[Domaine]
agreementMember (en)[Domaine]
politics (en)[Domaine]
Cooperation (en)[Domaine]
ExpressingApproval (en)[Domaine]
confersNorm (en)[Domaine]
aid, assist, assistance, hand, help (en) - admirer, booster, champion, friend, protagonist, supporter (en) - authorise, authorize, clear, pass, set one's seal to (en)[Hyper.]
agreement (en) - concurrence, concurrency (en) - concord, concordance, harmony (en) - agreeable (en) - subscribe, support (en) - defend, fend for, support (en) - back, endorse, indorse, plump for, plunk for, support (en) - ratify, sign (en) - back, endorse, indorse, second (en) - approbation, approval, approving, blessing, sanctioning (en) - approbation (en) - countenance, endorsement, imprimatur, indorsement, sanction, warrant (en) - O.K., OK, okay, okeh, okey (en) - approver (en) - affirmative, approbative, approbatory, approving, plausive (en)[Dérivé]
beg to differ, differ, differ about, differ on, differ over, disagree, disagree over, disagree with, dissent, take issue (en) - disapprove, reject (en)[Ant.]
aanhangen (v. tr.)↕
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,078s
Publicidade ▼