Publicitade R▼
afhangen (v.)
aankomen, afbreken, afhalen, afhangen van, afhankelijk zijn van, afhellen, bezwijmen, doorbuigen, doorhangen, doorzakken, flauwvallen, iemands taak zijn, ineenzakken, liggen, loshaken, met de grond gelijk maken, naar buiten slap hangen, neerhalen, neerhangen, neerkomen, omvertrekken, ontdoen van, opbreken, slap worden, slechten, slopen, stropen, verdorren, vernielen, vervallen, verwelken, wegbreken
Publicidade ▼
Ver também
afhangen (v.)
↘ afbraak, afhankelijk, afhankelijkheid, bergingsbedrijf, bergingsmaatschappij, bergingsschip, deletie, destructie, gebondenheid, jutter, kaalslag, kraanauto, kraanwagen, nood, onzelfstandigheid, sleepauto, sleepwagen, sloop, sloopbedrijf, sloper, sloperij, slopersbedrijf, sloping, stranddief, strandjutter, takelauto, takelwagen, vernieling, vernietiging, verwoesting ≠ aan elkaar haken, aanhaken, aanhangen, aankoppelen, haken, haken aan, neerhangen, ophangen, ophangen aan, oprichten, opslaan, optrekken, vasthaken, vastkoppelen
Publicidade ▼
afhangen (v.)
hangen[Hyper.]
afhangen (v.)
afhangen (v.)
afhangen (v.)
afhangen (v.)
afhangen (v.)
afhangen (v.)
afhangen (v.)
mettre en morceaux (une chose rigide) (fr)[ClasseParExt.]
détruire totalement (fr)[Classe]
slopen, verdelgen, vernielen, vernietigen[Hyper.]
demolishing, leveling, razing, tearing down (en) - vlak gedeelte, vlak terrein - libel, pas, waterpas, waterpashaak - strandvonderij, vernieling[Dérivé]
trekken, voorttrekken - afscheuren, breken, doorscheuren, doortrekken, knappen, losschieten, lossnijden, stukscheuren, uitscheuren, wegscheuren[Analogie]
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,063s