Publicitade R▼
afnemen
aankopen, afpakken, afstoffen, afvegen, dalen, doezelen, faden, gaan liggen, inkrimpen, kopen, minderen, omblazen, omverblazen, ontfutselen, ontnemen, overgaan, tenietgaan, teruglopen, uitdoen, verdwijnen, verminderen, verslappen, vervagen, verwijderen, verzinken, weghalen, wegkwijnen, wegnemen
afnemen (v.)
achteruitgaan, achteruitlopen, aderlaten, afdoen, afjatten, afneming, afpakken, afpikken, afstoffen, afzetten, afzetter, afzwakken, benemen, beroven, bestelen, bezwendelen, flessen, kaalplukken, kleineren, kwaadspreken, minderen, nberoven, ontheffen, onthouden, ontnemen, ontroven, ontstelen, overvragen, pluimen, plukken, roven, scheren, slabakken, snijden, stoffen, teruglopen, teruglopend, terugvallen, tillen, uitkleden, uitmelken, verminderen, vervallen, verzwakken
afnemen (v. intr.)
bedaren, gaan liggen, ineenschrompelen, luwen, minder worden, slinken, uitrazen, uitwoeden, wegsterven, achteruitgaan (figuurlijk, oneigenlijk), verminderen (figuurlijk, oneigenlijk)
Publicidade ▼
Ver também
afnemen (v.)
↘ achterstelling, kleinering ↗ gruis, stof ≠ aangroeien, aanwassen, alcoholiseren, groeien, meerderen, oplopen, stijgen, te weinig berekenen, toenemen, verhogen, vermeerderen, verrijken
afnemen (v. intr.)
↘ afname, afneming, gedoemde, hopeloos geval, mindering, ten dode opgeschrevene, terugloop, vermindering
afnemen (v. trans.)
afnemen
⇨ aan het afnemen • de tafel afnemen • doen afnemen • een eed afnemen • een examen afnemen • een kruisverhoor afnemen • een tentamen afnemen • een test afnemen • geleidelijk afnemen • zijn hoed afnemen • zijn hoed afnemen voor
Publicidade ▼
afnemen
s'affaiblir (personne) (fr)[Classe]
afnemen
devenir imperceptible (fr)[Classe]
afnemen (v.)
estimer au-dessus de sa valeur (fr)[Classe]
faire payer cher (fr)[Classe]
afnemen (v.)
afnemen (v.)
afnemen (v.)
doen, kuisen, opdoen, opruimen, reinigen, reinigend, schoonmaken, wegruimen[Hyper.]
duster, poetsdoek, poetslap, stofdoek, stofjas, stofvod - dope, harddrug, hard drug, hard-drug, mul, poeder, pruimtabak, spikkel, stof[Dérivé]
afhalen, losmaken, nemen, ontdoen, verwijderen, wegdoen, weghalen, wegnemen[Domaine]
afnemen (v.)
afnemen (v.)
aanbrengen[Hyper.]
afnemen (v.)
juger d'une manière défavorable (fr)[Classe]
humilier (fr)[Classe]
considérer avec mépris (fr)[Classe]
afnemen (v.)
afnemen (v.)
change magnitude (en)[Hyper.]
afname, afneming, afslag, daling, discount, inkrimping, korting, mindering, rabat, reductie, reductionisme, remissie, simplificatie, vereenvoudiging, verkleining, verlaging, vermindering - afname - daling, herfst, najaar - terugloop - eindfase, slotfase, verkleining - decrease, decrement (en)[Dérivé]
aangroeien, aanwassen, groeien, meerderen, oplopen, stijgen, toenemen, verhogen, vermeerderen[Ant.]
afnemen (v. intr.)
cesser d'être, d'exister (fr)[Classe]
s'améliorer (temps) (fr)[Classe]
lumière (fr)[DomaineCollocation]
vague (fr)[DomaineCollocation]
afnemen (v. intr.)
afnemen (v. tr.)
afnemen; verwijderen; weghalen; wegnemen; wegleggen[ClasseHyper.]
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,046s