Publicitade E▼
afzetten
achterlaten, afdoen, afgrendelen, afpalen, afrasteren, afschuiven, afsluiten, beetnemen, belazeren, beleggen, blokkeren, droppen, laten uitstappen, lossen, markeren, omheinen, omranden, omzomen, ontladen, ontslaan, oplichten, uitladen, uitschakelen, uitzetten, versperren, verwijderen, vrijlaten, weghalen, wippen
afzetten (v.)
afzetten (v. trans.)
aderlaten, afbakenen, afdoen, afgrenzen, afjatten, afnemen, afpakken, afpalen, afperken, afpikken, afschaffen, afsluiten, afzetter, amputeren, barricaderen, barrikaderen, bebakenen, bedriegen, begrenzen, bekneld raken, benemen, bestelen, bezwendelen, biezen, blussen, de bons geven, de laan uitsturen, demarqueren, dichtdoen, dichtdraaien, dichtmaken, dichtschuiven, dichttrekken, doorkruisen, doven, dwarsbomen, dwarsdrijven, dwarsliggen, dwarszitten, flessen, inklemmen, kaalplukken, krijgen, omboorden, omlijnen, omschrijven, omzomen, ongedaan maken, ontnemen, ontroven, ontslaan, ontstelen, onttronen, ontzetten, oplichten, op straat zetten, overvragen, pluimen, plukken, scheren, sluiten, snijden, stopzetten, tegengaan, tegenstreven, tegenwerken, tillen, toedoen, toemaken, toeschuiven, uitblussen, uitdoen, uitdoen/afzetten, uitdoven, uitdraaien, uitgaan, uitkleden, uitknippen, uitmaken, uitschakelen, uittrekken, uitwaaien, uitzetten, vastklemmen, vergelijken, verwijderen, weerstreven, weghalen, wegleggen, wegnemen, wegsturen, wegwuiven, wippen, eruitgooien (gemeenzaam)
Publicidade ▼
Ver também
afzetten (v. trans.)
↘ afbakening, afgrenzing, afpaling, afperking, afsluiting, afzetster, afzetter, afzetterij, afzetting, amputatie, beëindiging, begrenzing, begripsbepaling, binding, clausuur, definitie, demarcatie, demarkatie, emancipatie, exceptie, exclusie, extinctie, flessentrekker, gesp, grens, grenslijn, grenslinie, grensstreek, inhoudsbepaling, kader, knipbeugel, kwartjesvinder, lenigend, lijst, limiet, lozing, nepper, omkadering, omlijning, ontheffing, ontslag, oplichter, oplichterij, oplichting, overtolligheid, raam, raamwerk, scheidingslijn, schelm, sluiting, sluitstuk, spang, uitdrijving, uitsluiting, uitzetting, uitzondering, verwijdering, verzachtend, verzelfstandiging, wegzending, woordverklaring, zwendel, zwendelaar, zwendelaarster, zwendelarij ↗ afrastering, afschutting, barricade, barrikade, draaierij, heining, hek, omheining, omrastering, opheffing, planket, schutting, versperring ≠ aandoen, aandraaien, aan- en uitzetten, aanknippen, aanmaken, aannemen, aansteken, aanzetten, afhelpen, afsteken, bekleden, bevrijden, bezighouden, huren, in dienst hebben, in dienst nemen, in- en uitschakelen, inschakelen, loswerken, opendraaien, openzetten, opsteken, plaatsen, te weinig berekenen, tewerkstellen, uit-/afzetten, uitschakelen, vrijmaken
afzetten (v.)
Publicidade ▼
afzetten
belegeren; belagen; bestoken; bestormen[Classe]
fermer une porte (fr)[Classe]
omsluiten[Hyper.]
afzetten
induire en erreur (fr)[Classe]
entourloupe, entourloupette (fr)[GenV+comp]
afzetten
afzetten
afzetten (v.)
afzetten (v.)
afzetten (v. tr.)
afzetten (v. tr.)
afzetten (v. tr.)
tracer une (ou des) ligne(s) (fr)[Classe]
placer un bâton (fr)[Classe...]
indiquer un lieu, un parcours par des signaux (fr)[Classe]
mesurer un espace (fr)[Classe]
afzetten (v. tr.)
faire une ablation (fr)[Classe]
couper (fr)[Classe...]
(extremiteit; extremiteiten; ledematen; lidmaat)[termes liés]
afzetten (v. tr.)
garnir de passements (fr)[Classe]
afzetten (v. tr.)
faire cesser qqch (fr)[Classe]
faire cesser une source d'éclairage (fr)[ClasseParExt.]
récepteur d'ondes (fr)[DomaineCollocation]
feu (fr)[DomaineCollocation]
afzetten (v. tr.)
démettre qqn de ses fonctions sociales (fr)[Classe]
retirer un titre (fr)[Classe]
verdrijven, verdringen, wegdrijven[Hyper.]
onttroning[Dérivé]
afzetten (v. tr.)
uitkrijgen, uittrekken[Hyper.]
afzetten (v. tr.)
afzetten (v. tr.)
doen, handelen, optreden, tussenkomen[Hyper.]
antagonism (en)[Dérivé]
afzetten (v. tr.)
afnemen; verwijderen; weghalen; wegnemen; wegleggen[ClasseHyper.]
afzetten (v. tr.)
faire cesser qqch (fr)[Classe]
afzetten (v. tr.)
estimer au-dessus de sa valeur (fr)[Classe]
faire payer cher (fr)[Classe]
afzetten (v. tr.)
aanlopen, barreren, blokkeren, oplopen, stremmen, vastlopen, versperren, verstoppen, verstopping[Hyper.]
barricade, barrikade, versperring[GenV+comp]
belemmering - afdamming - bar (en) - blokkade, versperring - verovering, vondst - oordopje, pijpenstopper, pijpestopper, plug, stop, stopper, stopperspil, voorstopper - barricade, versperring, wegblokkade, wegversperring[Dérivé]
block, obstruct (en)[Domaine]
afzetten (v. tr.)
démettre qqn de ses fonctions sociales (fr)[Classe]
retirer un titre (fr)[Classe]
renvoyer qqn violemment (fr)[Classe]
rejeter, ne pas inclure (fr)[Classe]
remove (en)[Hyper.]
emancipatie, ontheffing, ontslag, overtolligheid, verzelfstandiging - dismissible (en)[Dérivé]
afzenden, expediëren, gooien, opsturen, sturen, versturen, verwijzen, wegsturen[Analogie]
aannemen, bekleden, bezighouden, huren, in dienst hebben, in dienst nemen, plaatsen, tewerkstellen[Ant.]
afzetten (v. tr.)
afzetten (v. tr.)
afzetten (v. tr.)
beperken[Hyper.]
afbakening, afgrenzing, afpaling, afperking, begrenzing, demarcatie, grens, grenslijn, grenslinie, grensstreek, kader, lijst, limiet, omkadering, raam, raamwerk, scheidingslijn - afbakening, afgrenzing, afpaling, afperking, begrenzing, bestandslijn, demarcatie, demarcatielijn, scheidingslijn, scheidslijn[Dérivé]
afzetten (v. tr.)
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,047s