Publicitade R▼
angstvalligheid (n.)
bang voorgevoel, beduchtheid, bezorgdheid, naarstigheid, opkomst, vrees
Publicidade ▼
Ver também
angstvalligheid (n.)
↘ in angst voor ↗ als een berg opzien tegen, betrouwbaar, duchten, ijverig, met schrik tegemoetzien, naarstig, niet aflatend, nijver, noest, schrikken, toegewijd, verschieten, vlijtig, vrezen
angstvalligheid (n.)
de crainte que (fr) - [ de crainte de ] (fr) - [ dans la crainte de ] (fr) - [ crainte de ] (fr) - [ par crainte de ] (fr)[Syntagme]
angst, angstgevoel, bangheid, beklemming, benauwdheid, ontsteltenis, schrik, vrees[Hyper.]
als een berg opzien tegen, duchten, met schrik tegemoetzien, schrikken, verschieten, vrezen[Nominalisation]
apprehend, quail at (en) - bezorgd - afschrikwekkend, angstwekkend, erg, geducht, gevreesd, ontstellend, schrikaanjagend, schrikverwekkend, schrikwekkend, vreselijk - bezorgd[Dérivé]
angstvalligheid (n.)
Publicidade ▼
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,046s