Definição e significado de bedrijvend

aangeven, aanreiken, afdragen, doorgeven, doorgeven aan, geven aan, opbrengen, overbrengen, overgeven aan, overleveren, teruggeven aan, toesteken, verder geven aan[Hyper.]

verantwoordelijkheid - cie, cie., college, comité, commissie, kamer, kommissie - curator, regent, trustee - curator, regent, trustee - confidence, trust (en)[Dérivé]

ten uitvoer brengen; volvoeren; doorvoeren; implementeren; voltrekken; verrichten; uitvoeren; effektueren; effectueren; uithalen; uitrichten; doen; uitspoken; uitvreten[Classe]

effectuer une action (PCourante) (fr)[ClasseParExt...]

bedrijven; begaan; plegen[ClasseHyper.]

faute (fr)[DomaineCollocation]

doen, handelen, optreden, tussenkomen[Hyper.]

pull (en) - begaan, plegen - bedrijfster, bedrijver, boosdoener, boosdoenster, dader, daderes, pleegster, pleger, schuldige, veroorzaakster, veroorzaker[Dérivé]

pratiquer (une activité) (prop. courante) (fr)[ClasseParExt.]

(dr.; doctoraat)[termes liés]

practice (en) - aanwending, applicatie, applikatie, arbeidsproces, gebruik, gebruikmaking, toepassing, utilisatie[Dérivé]

arbeiden, bekleden, in dienst zijn bij, in loondienst zijn bij, meedraaien in, meelopen in, op de loonlijst staan, werken, werken bij, werken in, werkzaam zijn bij, werkzaam zijn in[Domaine]

légiférer (fr)[Classe]

transfer (en)[Hyper.]

creatie - gevangenzetting, opname - dolhuis, gekkenhuis, gesticht, inrichting, krankzinnigengesticht, psychiatrische instelling, zothuis[Dérivé]

stative (en)[Ant.]