Publicitade D▼
beginnen
aanbinden, aanbreken, aan de slag gaan, aangaan, aanknopen, aanpakken, aanspannen, aanstalten maken, aanvangen, aanvatten, ingaan, inzetten, losbarsten, ondernemen, openen, opzetten, op zich nemen, starten, uitbreken
beginnen (v.)
aanbreken, aan de orde stellen, aan het werk gaan, aankaarten, aankondigen, aansnijden, aanvangen, aanzwengelen, beginnen aan, beginnen te, dagen, entameren, gaan in, gewag maken van, inzetten, komen, melding maken van, noemen, openen, opstarten, opwerpen, overgaan tot, reppen over, reppen van, starten, ter sprake brengen, vermelden, verwijzen, vol vuur beginnen aan, zich storten in, zich werpen op, zich zetten aan
Publicidade ▼
Ver também
beginnen (v. trans.)
beginnen (v.)
↘ beginneling, beginner, broekje, creatie, debutant, groene, groentje, leerling, melkmuil, nieuweling, nieuwkomer, novice, vlasbaard ≠ afbouwen, afbreken, afkomen, aflopen, afsluiten, beëindigen, besluiten, een einde maken aan, eindigen, gedaan zijn, gereedkomen, klaarkomen, nokken, ophouden, sluiten, stoppen, termineren, uitgaan, uitscheiden, verijdelen, vervallen, wegvallen
⇨ beginnen aan • beginnen met • beginnen te • een winkel beginnen • in ernst beginnen met • laten beginnen • met een schone lei beginnen • om te beginnen • opnieuw beginnen • slecht beginnen • van niets beginnen • vol vuur beginnen aan
Publicidade ▼
beginnen
beginnen
als eerste doen[Hyper.]
beginnen (v.)
mentionner (fr)[Classe]
beginnen (v.)
aanheffen; aanvangen; beginnen[Classe]
beginnen (v.)
beginnen (v.)
turn (en)[Hyper.]
beginnen (v.)
aborder (un problème) (fr)[Classe]
aanheffen; aanvangen; beginnen[Classe]
beginnen (v.)
aanheffen; aanvangen; beginnen[Classe]
essayer en prenant un risque (fr)[Classe]
faire en sorte de, essayer de Ginf (fr)[Classe]
s'aventurer (fr)[Classe]
beginnen (v.)
beginnen (v.)
beginnen (v.)
beginnen (v.)
commencer, débuter, avoir un commencement (fr)[ClasseHyper.]
beginnen (v.)
beginnen (v.)
aanzet - beginning (en) - start - bedenker, beginneling, beginner, debutant, debutante, geestelijk vader, grondlegger, grondlegster, nieuweling, nieuwkomer, oprichter, oprichtster, peetvader, stichter, stichtster - aanvang, aanvangstijd, begin, beginperiode, opmaat[Dérivé]
aanbreken, aankondigen, beginnen, dagen, komen[Cause]
beginnen[Domaine]
beginnen (v.)
beginnen (v.)
laten, maken, produceren, scheppen, vervaardigen[Hyper.]
inwijding - aanzet - creatie - afkomst, begin, Gen., genese, genesis, ontstaan, ontstaansgeschiedenis, oorsprong, oorspronkelijk, origine, wording, wordingsgeschiedenis, wordingsproces - start - feut, neofiet, neomist, nieuweling, nieuwelinge, noviet, starter - brein, initiatiefnemer, initiator - aanvang, aanvangstijd, begin, beginperiode, opmaat - creatief, kreatief - inleidend[Dérivé]
beginnen (v. tr.)
aanheffen; aanvangen; beginnen[ClasseHyper.]
faire la première partie de qqch, d'une action (fr)[ClasseParExt.]
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,078s