Publicitade R▼
bewegen (v.)
aanbelangen, aandrijven, aangaan, aangedaan zijn, aangrijpen, aansporen, aanzetten, bepraten, betreffen, bewerken, bijeenkomen, blikkeren, brengen tot, doorreizen, drijven, een stap doen naar, een zet doen, elkaar ontmoeten, flakkeren, flikkeren, frapperen, gaan, gelden, handelen, hellen, iem. iets in/uit het hoofd praten, knipperen, koersen, losmaken, meekrijgen, neigen, omgaan, omspringen, omturnen, omverpraten, ontroeren, ontzetten, optrekken, overhalen, overhellen, overtuigen, platpraten, raken, roeren, samenkomen, schelen, schemeren, slaan, stuwen, terugslaan, tijgen, treffen, uitmaken, verenigen, verhangen, verleggen, verliggen, verplaatsen, verrekken, verroeren, verrotten, verschuiven, verwijzen, verwijzen naar, verzamelen, verzetten, voortbewegen, zetten, zich bewegen, zich verplaatsen, zich verroeren
bewegen (v. intr.)
bewegen (v. trans.)
Publicidade ▼
Ver também
bewegen (v. intr.)
↘ doodstil, immobiel, onbeweeglijk, onveranderlijk, onverplaatsbaar, stilstaand
bewegen (v.)
↘ aandoenlijk, aandrijving, aangrijpend, buitengewoon, daar gaat 'ie, emotioneel, exceptioneel, frappant, in 't oog springend, in het oog vallend, ontroerend, opschuiving, raak, roerend, saillant, stuwing, stuwkracht, treffend, uitzonderlijk, verplaatsing, verschuiving ≠ afbrengen van, afkerig maken, afschrikken, uit het hoofd praten
⇨ (zich) bewegen • bewegen om • bewegen tot • heen en weer bewegen • hemel en aarde bewegen • snel (doen) bewegen • zenuwachtig bewegen • zich bewegen
Publicidade ▼
bewegen (v.)
bewegen (v.)
faire jaillir, projeter avec force (fr)[Classe...]
lancement spatial (fr)[termes liés]
bewegen, verhangen, verleggen, verplaatsen, verroeren, verschuiven, verzetten - omgooien[Hyper.]
aandrijving, stuwing, stuwkracht - aanmoediging, impuls, opwekking, prikkel, puls, stimulans - impeller - luchtschroef, propeller, schroef, schroeflijn - drijfkracht - voortdrijvend - bewegend, verplaatsend[Dérivé]
bewegen (v.)
bewegen (v.)
bewegen (v.)
bewegen (v.)
faire référence à qqch (fr)[Classe]
bewegen (v.)
bewegen (v.)
bewegen (v.)
remuer vivement en divers sens (fr)[Classe]
faire bouger (fr)[Classe...]
jeu de dés (fr)[DomaineCollocation]
bewegen (v.)
remuer le corps (fr)[Classe]
bewegen (v.)
bewegen; zich bewegen[ClasseHyper.]
remuer le corps (fr)[Classe]
beweging, omzetting, stroming, translocatie, transpositie, verplaatsing - motoriek, voortbewegen, voortbeweging - motoriek - actie, beweging - change of location, travel (en) - reiziger - mover (en) - bewegings-[Dérivé]
bewegen, verhangen, verleggen, verplaatsen, verroeren, verschuiven, verzetten[Domaine]
stay in place (en)[Ant.]
bewegen (v.)
bepalen, regulariseren[Hyper.]
aandrang, aandrift, geneigdheid, inclinatie, neiging - neiging[Dérivé]
afkerig maken[Ant.]
bewegen (v.)
bewegen (v.)
bewegen (v.)
bewogenheid, emotie, gemoedsaandoening, gemoedsbeweging, getroffenheid, ontroering - treffend - emotioneel - imponerend, imposant, indrukwekkend - makkelijk beïnvloedbaar, ontvankelijk[Dérivé]
aanzetten, begeesteren, drijven, enthousiasmeren, motiveren, opwarmen, voortdrijven - come to, hit, strike (en)[Domaine]
bewegen (v. intr.)
te voet gaan; loop; met de benenwagen gaan[Classe]
se déplacer (pour un bateau) (fr)[Classe]
bewegen; zich bewegen[ClasseHyper.]
(ruiter; paardrijdster; kunstrijder; paardrijder)[termes liés]
faire des manœuvres (soldat) (fr)[DomainRegistre]
bewegen (v. tr.)
faire bouger (fr)[Classe]
bewegen (v. tr.)
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,078s