Publicitade D▼
gebroken
gebroken (adj.)
depressief, depri, doep ongelukkig, druilerig, gedeprimeerd, gescheurd, grauw, grauwe, grijs, grijze, haveloos, in de put, kapot, mistroostig, naargeestig, onsamenhangend, ontmoedigd, oppervlakkig, somber, terneergeslagen, verslagen, vluchtig, zwaarmoedig, down (anglicisme)
breken
beëindigen, begeven, bezwijken, het begeven, knappen, knikken, onderbreken, ondermijnen, opsplitsen, schenden, slopen, stukgaan, stukmaken, stukslaan, verwoesten
breken (v.)
aantasten, afbreken, afschaffen, afscheuren, afschrijven, afzwakken, begeven, beschadigen, bestrijden, bevechten, bevlekken, bezoedelen, bezwijken, blutsen, butsen, de baard in de keel hebben, delgen, deuken, doorbreken, doorscheuren, doortrekken, havenen, herroepen, indeuken, kapotgaan, knappen, kraken, losmaken, losschieten, lossnijden, neutraliseren, onteren, ontharden, ontkalken, opheffen, overslaan, rafelen, schade berokkenen aan, schaden, schenden, slecht zijn voor, slijten, sneuvelen, stukgaan, stukscheuren, tenietdoen, terugtrekken, uit elkaar vallen, uitlopen, uitscheuren, uitslijten, van stem wisselen, verbreken, verkrachten, vernietigen, wegscheuren, zondigen, benadelen (figuurlijk, oneigenlijk), duperen (figuurlijk, oneigenlijk), nadeel toebrengen (figuurlijk, oneigenlijk), schade toebrengen (figuurlijk, oneigenlijk)
breken (v. intr.)
breken (v. trans.)
dimmen, indonderen, ingooien, inslaan, inwerpen, kapotmaken, kapotslaan, smoren, stukbreken, stukslaan, terugdraaien, terugzetten, verbreken, versplinteren, zachter zetten
breken (v. trans.) (figuurlijk;oneigenlijk)
verbreken (figuurlijk, oneigenlijk)
Publicidade ▼
Ver também
gebroken (adj.)
↗ breken, indonderen, ingooien, inslaan, inwerpen, kapotmaken, kapotslaan, stukbreken, stukslaan, verbreken, versplinteren ≠ onafgebroken, ononderbroken, voortdurend
breken (v.)
↘ cassatie, herroepbaar, herroepelijk, herroeping, hinder, infractie, intrekking, invalidatie, kwaad, misdrijf, nadelig, ongeldigheidsverklaring, ongeldigverklaring, onherroepelijk, onveranderbaar, overtreding, revocatie, revokatie, schadelijk, schending, schennis, schokbreker, schokdemper, slecht, stemwisseling, verarming, vernietiging, verslechtering, violatie, wanbedrijf ↗ beenbreuk, beenfractuur, beenfraktuur, botbreuk, breuk, effectueren, effektueren, fractuur, fraktuur, uithalen, uitrichten, uitspoken, uitvoeren, uitvreten, verrichten ≠ boeten, dokteren, herstellen, maken, naleven, onderhouden, redresseren, repareren, vijlen
breken (v. trans.)
↘ breekgeld, breuk, gebroken, kapot, onbreekbaar
⇨ het ijs breken • iemands hart breken • in stukken breken • woord breken • zich het hoofd breken over • zijn tong breken over • zijn woord breken
⇨ Gebroken Rood • Gebroken Slot • Gebroken Spiegels • Gebroken dienst • Gebroken geweer • Gebroken hartje • Gebroken levens • Gebroken spiegels • Het gebroken kompas • Het gebroken oor • Het gebroken zwaard • Lang gebroken drieklank
Publicidade ▼
gebroken (adj.)
unbroken (en)[Ant.]
continuïteit, gaafheid, heelheid[Dérivé]
gebroken (adj.)
gebroken (adj.)
gebroken (adj.)
imperfect, imperfekt, onvolkomen, onvolmaakt[Similaire]
gebroken (adj.)
désespéré (fr)[Classe]
atteint d'un trouble mental (fr)[Classe]
triste (fr)[Classe...]
malheureux (fr)[Classe]
accablement (fr)[Atteint]
breken (v.)
verkrotten, vervallen[Hyper.]
sleet, slijtage, slijting - breekbaar, broos[Dérivé]
afbreken, breken[Domaine]
breken (v.)
mettre en morceaux (une chose rigide) (fr)[Classe]
rendre laid (fr)[Classe]
breken (v.)
effectueren, effektueren, uithalen, uitrichten, uitspoken, uitvoeren, uitvreten, verrichten[Défaire]
omdraaien, omkeren[Hyper.]
undoing (en)[Dérivé]
breken (v.)
nugatory (en)[Rendre+Attrib.]
cassatie, herroeping, intrekking, invalidatie, ongeldigheidsverklaring, ongeldigverklaring, vernietiging - afschaffing - vacation (en) - herroeping, revocatie, revokatie - change of mind, flip-flop, reversal, turnabout, turnaround (en) - tegenorder - antoniem, tegendeel - reversible (en)[Dérivé]
breken (v.)
se couper ou se diviser dans un certain sens (fr)[Classe]
se casser (fr)[Classe]
change integrity (en)[Hyper.]
breekgeld, breuk - breuk, doorbraak - breuk - breekbaar, broos[Dérivé]
breken, doorbreken, kraken[Domaine]
breken (v.)
breken (v.)
devenir autre (fr)[Classe...]
puberté des garçons (fr)[Thème]
(stem; stemgeluid)[termes liés]
maturité (fr)[DomaineCollocation]
overgaan[Hyper.]
breken (v.)
physical phenomenon (en)[Hyper.]
refract (en)[Dérivé]
breken (v.)
breken (v.)
breken (v.)
afbreken, bea aindigen, beëindigen[Hyper.]
beenbreuk, botbreuk, breuk, fractuur, ruptuur[Dérivé]
fracture (en)[Domaine]
breken (v.)
breken (v.)
breken (v.)
breken (v.)
breken (v.)
flow (en)[Hyper.]
breken (v.)
disrespect (en)[Hyper.]
breuk - overtreding, schending, schennis, verbreking - infractie, misdrijf, overtreding, schending, schennis, violatie, wanbedrijf - bedrijver, boosdoener, boosdoenster, dader, overtreder, pleger, schuldige - transgressor (en) - wetsovertreder, wetsovertreedster - criminaliteit, euveldaad, misdaad, misdadigheid, misdrijf, wanbedrijf - dirty, disgusting, offensive, unsavory, unsavoury (en) - offensive, violative (en) - schendbaar[Dérivé]
naleven, onderhouden[Ant.]
breken (v.)
breken (v.)
rendre atténué (fr)[Classe]
afstompen, stillen, versuffen[Hyper.]
klep - weakener (en)[Dérivé]
breken (v.)
breken (v.)
breken (v.)
breken (v.)
breken (v. intr.)
breken (v. tr.)
breken, doorbreken, kraken[Hyper.]
verbrijzeling - boerenkermis, dreun, fuif, klap - smasher (en)[Dérivé]
splinteren, versplinteren[Domaine]
breken (v. tr.)
breken (v. tr.) [figuurlijk , oneigenlijk]
enlever qqch à qqch (fr)[Classe...]
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,093s