Publicitade R▼
glanzen
glanzen (v.)
afstraling, blinken, fonkelen, glans, glimmen, reflecteren, schijnen, schitteren, spiegelen, stralen, weerspiegelen
glanzen (v. intr.)
afwrijven, blinken, flonkeren, gladslijpen, glimmen, glinsteren, konfijten, likken, opboenen, oppoetsen, opwrijven, polijsten, politoeren, satineren, schijnen, schitteren, sprankelen, stralen
Publicidade ▼
Ver também
glanzen (v. intr.)
↘ briljant, fonkelend, glimmend, schitterend, sprankelend ↗ glimp, lichtbundel, lichtstraal, straal
glanzen (v.)
↘ bruisend
glanzen (v.)
glanzen (v.)
briller d'un éclat très vif (fr)[Classe]
yeux (fr)[DomaineCollocation]
glanzen (v. intr.)
faire briller (fr)[Classe]
zuiveren; opdoen; reinigen; schoonmaken[Classe]
vernissen; glaceren[Classe]
travailler le textile (fr)[DomaineCollocation]
entretenir les chaussures (fr)[DomainRegistre]
lustre (fr)[GenV+comp]
glanzen (v. intr.)
glanzen; glimmen; schijnen; sprankelen; stralen; blinken; flonkeren; schitteren; glinsteren[ClasseHyper.]
émettre des rayons lumineux (fr)[Classe]
briller d'un éclat très vif (fr)[Classe]
uitschrijven; uitgeven; emitteren[Classe]
(ster; planeet; zon; zonnetje), (sterrenstelsel)[termes liés]
(licht; lichtbron)[termes liés]
faire qqch (pour le soleil) (fr)[DomainRegistre]
lumière, rayon lumineux (fr)[DomaineCollocation]
glimp, lichtbundel, lichtstraal, straal[GenV+comp]
glanzen (v. intr.)
mettre en tout point dessus (fr)[Classe...]
faire la cuisine (fr)[DomaineCollocation]
suikeren, veraangenamen, verzoeten, zoeten[Hyper.]
ijzel[Dérivé]
glanzen (v. intr.)
stralen[Hyper.]
zwak licht[Dérivé]
Publicidade ▼
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,031s