Publicitade R▼
instrueren
instrueren (v.)
begeleiden, briefen, geleiden, gidsen, helpen, leiden, mennen, rondleiden, voeren
instrueren (v. trans.)
aangorden, aanleren, bijbrengen, doceren, gereedmaken, installeren, instructies geven, instrukties geven, klaarmaken, leren, lesgeven, les geven, onderrichten, onderricht geven, onderwijzen, opleiden, opmaken, prepareren, scholen, voorbereiden, warmdraaien, zorgen voor
Publicidade ▼
Ver também
instrueren (v. trans.)
↘ didactiek, docent, docente, frik, instructief, instructrice, instruktief, leerkracht, leerrijk, leerzaam, leraar, lerares, lering, les, onderricht, onderwijs, onderwijsgevende, onderwijsinstelling, onderwijskracht, onderwijskunde, onderwijsleer, opleiding, opvoedkunde, pedagogie, pedagogiek, scholing, schoolfrik, schoolopleiding, schoolvos
instrueren (v.)
instrueren (v.)
instrueren (v.)
mennen; geleiden; gidsen; rondleiden; voeren[ClasseHyper.]
mennen; geleiden; gidsen; rondleiden; voeren[ClasseHyper.]
instrueren (v. tr.)
beteren, beter maken, bijspijkeren, bijstellen, bijwerken, perfectioneren, vervolmaken[Hyper.]
educatie, opvoeding - didactiek, lering, les, onderricht, onderwijs, onderwijsinstelling, onderwijskunde, onderwijsleer, opleiding, opvoedkunde, pedagogie, pedagogiek, scholing - ministerie van onderwijs en wetenschappen - onderwijsdeskundige, opvoeder, opvoedkundige, pedagoge, pedagoog, vormend - cursist, kenner, leerling, scholier, schoolkind, student, studente, studerende - educatief, edukatief[Dérivé]
instrueren (v. tr.)
bevelen, vertellen, zeggen[Hyper.]
instrueren (v. tr.)
enseigner, transmettre des connaissances (fr)[Classe]
le savoir (fr)[DomaineCollocation]
informeren, inlichten, kennen, mededelen, meedelen, op de hoogte stellen, verwittigen[Hyper.]
didactiek, lering, les, onderricht, onderwijs, onderwijsinstelling, onderwijskunde, onderwijsleer, opleiding, opvoedkunde, pedagogie, pedagogiek, scholing - docent, leerkracht, onderwijsgevende, onderwijskracht - docent, docente, frik, instructrice, leerkracht, leraar, lerares, onderwijsgevende, onderwijskracht, schoolfrik, schoolvos - instructief, instruktief, leerrijk, leerzaam - bevattelijk, dociel, gedwee, gewillig, gezeglijk, leerzaam, meegaand, opvoedbaar, volgzaam, willig[Dérivé]
instuderen, leren, onder de knie krijgen, ondervinden, opsteken[Cause]
instrueren (v. tr.)
Publicidade ▼
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,031s