Publicitade R▼
klemmen
drukken, druk uitoefenen, knijpen, samenknijpen, vastklemmen, vastzetten, vastzitten
klemmen (v.)
gespen, kleven, klitten, omgespen, plakken, vastgespen, vastklampen, vastklemmen
klemmen (v. intr.)
klem zitten, slecht functioneren, slecht funktioneren, verkeerd gaan
klemmen (v. trans.)
aandrukken, dichtknijpen, inklemmen, knellen, omklemmen, omsluiten, omspannen, omstrengelen, omvatten, toeknijpen, vastdrukken, vastgrijpen, vasthouden
Publicidade ▼
Ver também
klemmen (v. intr.)
↘ defect, dysfunctioneel, dysfunctionele, slechte werking, stuk zijn ≠ goed werken/lopen, in orde zijn, slagen, werken
klemmen (v. trans.)
↘ vernauwing ≠ loshaken
Publicidade ▼
klemmen (v.)
aanraken, beroeren, elkaar ontmoeten, grenzen aan, raken, toucheren[Hyper.]
adhesie, wegcontact, wegligging - coherentie, cohesie, consistentie, continuïteit, koherentie, konsistentie, samenhang - adherent (en) - coherent, tenacious (en) - cohesive (en)[Dérivé]
vasthechten - hechten, kleven, klitten, plakken, schoven, vastkleven, vastplakken, vastzetten - plakken[Domaine]
klemmen (v.)
klemmen (v.)
dichtklemmen, samenballen[Hyper.]
klemmen (v.)
organiser (fr)[Classe]
recevoir des gens (fr)[termes liés]
(spektakel; schouwspel; vertoning), (toekijker; viewer; toeschouwer; getuige; wachter), (publiek)[termes liés]
klemmen (v.)
klemmen (v.)
inleiden[Hyper.]
klemmen (v. intr.)
slecht functioneren; slecht funktioneren[ClasseHyper.]
klemmen (v. tr.)
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,047s