Publicitade R▼
knoeien
dollen, flodderen, frauderen, fröbelen, frutselen, kledderen, kliederen, klieren, klungelen, knutselen, lappen, morsen, plassen, prutsen, raggen, ravotten, robbedoezen, rommelen, rondknoeien, rotzooien, schutteren, sleutelen, stoeien, stuntelen, vervalsen, zemen, zwendelen
knoeien (v.)
in de war brengen, in de war sturen, overhoophalen, rommelig maken
knoeien (v. intr.)
aanmodderen, aanrommelen, afgaan, blameren, druppen, er een potje van maken, klungelen, klunzen, leegstromen, mispeuteren, morsen, opschudden, opzetten, prutsen, rommelen, rotzooien, schilderen, schutteren, spetteren, sputteren, storten, stuntelen, verbroddelen, verbrodden, verbruien, vergieten, verhaspelen, verknallen, verknollen, verpesten, versjteren, verstieren, verzieken, bederven (figuurlijk, oneigenlijk), kledderen (pejorative), kliederen (pejorative), vergallen (figuurlijk, oneigenlijk), verknoeien (figuurlijk, oneigenlijk), verprutsen (figuurlijk, oneigenlijk)
Publicidade ▼
Ver também
knoeien (v. intr.)
↘ warboel
Publicidade ▼
knoeien
knoeien
arbeiden; werken[Classe]
knoeien (v.)
helpen, veranderen[Hyper.]
ordeverstoring[Dérivé]
knoeien (v.)
mettre qqch en désordre (fr)[ClasseHyper.]
knoeien (v. intr.)
knoeien (v. intr.)
étaler une substance (fr)[Classe]
knoeien (v. intr.)
failleren, falen, feilen, floppen, knallen, misgaan, mislopen, mislukken, onderuitgaan, scheeflopen, stuklopen, tekortschieten, verkeerd gaan - aantasten, benadelen, beschadigen, blutsen, breken, butsen, deuken, doorbreken, duperen, havenen, indeuken, nadeel toebrengen, schade berokkenen aan, schaden, schade toebrengen, schenden, slecht zijn voor[Hyper.]
blooper, blunder, broddelwerk, domheid, dommigheid, enormiteit, ezelachtigheid, flater, flodderwerk, gebroddel, gehaspel, gekloot, geklungel, geknoei, gemier, gemodder, gepruts, gestumper, giller, kladwerk, klungelwerk, knoeiwerk, knutselwerk, lapwerk, misgreep, miskleun, misser, misslag, prulwerk, prutswerk, roffelwerk, stommigheid, stommiteit, stupiditeit, uitglijder, zeperd - warboel - fluff (en) - screwup (en) - spoil, spoilage, spoiling (en) - broddelaar, futselaar, klungelaar, knoeier, kruk, modderaar[Dérivé]
knoeien (v. intr.) [pejorative]
kledderen; schilderen; kliederen; knoeien[ClasseHyper.]
peindre (peinture artistique) (fr)[Classe...]
(onbeholpen; knullig; onbehendig; schutterig; stuntelig; onhandig)[termes liés]
brut, sans finesse (fr)[termes liés]
knoeien (v. intr.)
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,046s