Publicitade E▼
nabij
bij, dichtbij, in de buurt, naast, nabijgelegen, naburig, vlakbij
nabij (adj.)
dichtbij, naast, nabijgelegen, te voorzien, vanzelfsprekend, voorspelbaar, voorzienbaar
nabij (prp.)
bij, dicht bij, eromheen, havik, in de buurt, in het rond, naar... toe, omheen, omstreeks, rond, rondom
Publicidade ▼
Ver também
nabij (adj.)
↘ voorspelbaarheid ↗ anticiperen, vooruitlopen ≠ ver, ver verwijderd
Publicidade ▼
nabij (adj.)
nabijheid - afstand, distantie, eind, verwijdering[Dérivé]
ver, ver verwijderd[Ant.]
nabij (adj.)
vraisemblable (fr)[Classe]
anticiperen, vooruitlopen[QuiPeutEtre]
predictable (en)[Similaire]
nabij (prép.)
(espace) autour (fr)[Classe]
ici (fr)[Classe]
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,016s