Publicitade R▼
opdagen
opdagen (v.)
aanbelanden, aankomen, aanlanden, arriveren, belanden, komen, komen aanzetten, staan, terechtkomen, vallen
opdagen (v. intr.)
aan het licht komen, blijken, in opkomst zijn, opkomen, tevoorschijn komen, te voorschijn komen, uitkomen, verschijnen, voor de dag komen, zichtbaar worden
Publicidade ▼
Ver também
opdagen (v. intr.)
opdagen (v.)
↘ bezoeker, -komer ≠ afnokken, aftaaien, begeven, gaan, heengaan, moven, nokken, opbreken, opdonderen, opduvelen, opflikkeren, ophoepelen, opkramen, opkrassen, oplazeren, opmieteren, oprotten, oprukken, opsodemieteren, opstappen, optrekken, verwijderen, wegwezen
opdagen
opdagen (v.)
parvenir à destination (fr)[Classe]
arriver de déplacement, de voyage (fr)[Classe]
pouvoir atteindre (un lieu) (fr)[ClasseHyper.]
aankomst, komst, overkomst - komst - bezoeker, -komer[Dérivé]
krijgen, pakken[Domaine]
opdagen (v. intr.)
opdoemen, verschijnen, vertonen[Hyper.]
Publicidade ▼
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,047s