Publicitade R▼
samenvoeging
samenvoeging (n.f.)
aankoppeling, aansluiting, aggregatie, bond, conjunctie, connectie, junctie, koppeling, samenkomst, samenkoppeling, samenvloeiing, schakeling, unie, vastkoppeling, verbinding, verbintenis, vereniging
Publicidade ▼
Ver também
samenvoeging (n.f.)
↗ aaneensluiten, aanhangen, aankoppelen, aansluiten, bijschuiven, in verband brengen met, invoegen, koppelen, koppeling, passen, samenbundelen, samendoen, samenkoppelen, samenvoegen, synthetiseren, vastkoppelen, verbinden, verbinden met, verenen, verenigen ≠ scheiding
Publicidade ▼
samenvoeging (v. s.)
eenwording[Classe]
action de mettre ensemble (fr)[Classe]
change of integrity (en)[Hyper.]
aaneensluiten, aansluiten, bijschuiven, in verband brengen met, invoegen, passen, samenbundelen, samendoen, samenvoegen, synthetiseren, verbinden, verbinden met, verenen, verenigen - aanhangen, aankoppelen, koppelen, koppeling, samenkoppelen, vastkoppelen[Nominalisation]
verbinden - connect (en) - aaneensluiten, aansluiten, bijschuiven, invoegen - aanknopen, in relatie staan met, in relatie staan tot - verbinden[Dérivé]
samenvoeging (v. s.)
samenvoeging (v. s.)
bedoening, situatie, toestand[Hyper.]
scheiding[Ant.]
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,032s