Publicitade R▼
showbink (n.m.)
blaaskaak, branieschopper, breedbekkikker, charlatan, dikdoener, druktemaker, grootdoener, grootspreker, herriemaker, herrieschopper, lawaaimaker, lawaaischopper, lefgozer, levenmaker, opschepper, opschepster, patjepeeër, patser, pocher, pochhans, pochster, poen, praatjesmaker, showman, snoefster, snoever, uitsloverij, windbuil
Publicidade ▼
Ver também
showbink (n.m.)
↗ dikdoenerij, geiten, grootdoen, grootdoenerij, grootsprakerig, koketteren met, opschepperig, opschepperigheid, opsnijden, opsnijderig, paraderen, pochen, pocherig, pralen met, prijken, pronken, pronken met, protsen met, protserig, protsig, snoeven, snoeverij, te koop lopen met, vaandelzwaaien, vendelzwaaien, zich aanstellen, zich er brutaal doorheen slaan
showbink (m. s.)
showbink (m. s.)
jokkebrok; leugenaar; leugenaarster; draaier; liegbeest[Classe]
opschepper; opschepster; grootspreker; dikdoener; grootdoener; showbink[ClasseHyper.]
hâbler (fr)[PersonneQui~]
egoïst, egotist, egotiste[Hyper.]
grootsprakerig, opschepperig, opsnijderig, pocherig, protserig, protsig - bigmouthed, blabbermouthed, blabby, talkative (en)[CeQuiEst~]
dikdoenerij, grootdoenerij, opschepperigheid[PersonneQuiFait]
bogen, opscheppen, opsnijden, zich bogen, zijn eigen lof zingen[Dérivé]
showbink (m. s.)
opschepper; opschepster; grootspreker; dikdoener; grootdoener; showbink[Classe]
personne qui montre, révèle, fait voir (fr)[Classe]
bluff (fr)[termes liés]
frimeur (fr)[CeQuiEst~]
egoïst, egotist, egotiste[Hyper.]
exhibitionism (en)[Dérivé]
Publicidade ▼
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,031s