Publicitade R▼
tutten (v.)
χρονοτριβώ, καθυστερώ, βραδυπορώ, κάνω κτ. με την ησυχία μου, χασομερώ
Publicidade ▼
Ver também
tutten (v.)
↘ wandelaar, wandelaarster ≠ afstuiven, doorsnellen, doorvliegen, ijlen, jakkeren, koersen, racen, razen, reppen, snellen, spoeden, stormen, storten, stuiven, vliegen, voorbij flitsen, zoeven
tutten (v.)
tutten (v.)
ne pas se presser (fr)[Classe]
beiden; dralen; dreutelen; lijmen; lijntrekken; neutelen; talmen; teuten; tutten; de tijd nemen; treuzelen[ClasseHyper.]
luilakken; niksen; lanterfanten[Classe]
omgooien[Hyper.]
Publicidade ▼