Publicitade D▼
vasthechten
vasthechten (v.)
aanhangen, aankoppelen, bevestigen, hechten, knopen, vastmaken
vasthechten (v. trans.)
aanhechten, beleggen, bevestigen, ophangen, opzetten, vangen, vastleggen, vastmaken, vastzetten, verbinden, vestigen, zetten
Publicidade ▼
Ver também
vasthechten (v. trans.)
vasthechten (v.)
vasthechten (v.)
vasthechten (v.)
vasthechten (v.)
platleggen; stilleggen[Classe]
vasthechten (v. tr.)
platleggen; stilleggen[Classe]
assembler des choses (fr)[Classe]
rendre solidaire qqch avec une autre chose (fr)[ClasseHyper.]
aanhangen, aankoppelen, bevestigen, hechten, knopen, vasthechten, vastmaken[Hyper.]
onbeweeglijk[Rendre+Attrib.]
attachment, fastening (en) - bevestigingsmiddel, clip, lijsteklem, lijstenklem, plechtanker, schroefklem, sluiting, spanner, videoclip - competitiedag, iets vasts - kleurechtheid - fastener (en)[Dérivé]
vastraken[Cause]
losmaken[Ant.]
Publicidade ▼
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,046s