Publicitade D▼
vasthouden
aanhouden, aanklampen, achterhouden, beethebben, beethouden, bemachtigen, gehecht zijn aan, hangen, hebben, houden, innemen, klampen, omklemmen, ondersteunen, overmeesteren, persisteren, reserveren, staande houden, te pakken krijgen, volharden, volhouden, zich in het bezit stellen van, zich vastgrijpen aan, zich vastklampen aan, zich vastklemmen aan
vasthouden (v.)
aandrukken, aanhouden, afsluiten, dichtknijpen, houden, inklemmen, klemmen, knellen, omklemmen, omsluiten, omspannen, omstrengelen, omvatten, onthouden, toeknijpen, vastdrukken, vastgrijpen
vasthouden (v. trans.)
behouden, bewaren, blijven bij, boeien, houden, inhouden, in voorraad hebben, niet afdwalen van, pakken
Publicidade ▼
Ver também
vasthouden (v.)
↘ celstraf, detentie, gevangenhouding, gevangenisstraf, gevangenneming, gevangenschap, gijzeling, hechtenis, internering, opsluiting, vernauwing, vrijheidsstraf
vasthouden (v. trans.)
↘ beperkend, restrictief, restriktief ≠ kwijtraken, verliezen
Publicidade ▼
vasthouden
se tenir à qqch (fr)[Classe]
(kracht)[Caract.]
vasthouden
prendre possession d'un lieu (fr)[ClasseParExt.]
greep, grip[Dérivé]
laten, loslaten, vieren[Ant.]
vasthouden (n.)
vasthouden (v.)
mettre qqn en prison (fr)[Classe]
vasthouden (v.)
organiser (fr)[Classe]
recevoir des gens (fr)[termes liés]
(spektakel; schouwspel; vertoning), (toekijker; viewer; toeschouwer; getuige; wachter), (publiek)[termes liés]
vasthouden (v.)
vasthouden (v.)
vasthouden (v.)
vasthouden (v.)
achterhouden, ophouden[Hyper.]
vasthouden (v.)
vasthouden (v.)
bevatten[Hyper.]
vasthoudend[Dérivé]
vasthouden (v.)
vasthouden (v.)
vasthouden (v.)
vasthouden (v.)
vasthouden (v. tr.)
platleggen; stilleggen[Classe]
vasthouden (v. tr.)
vasthouden (v. tr.)
vasthouden (v. tr.)
vasthouden (v. tr.)
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,063s