Publicitade E▼
vastplakken
vastplakken (v. intr.)
aanhangen, hechten, kleven, klitten, lijmen, plakken, samenklemmen, samenkleven, schoven, vastkitten, vastkleven, vastzetten
Publicidade ▼
Ver também
vastplakken (v. intr.)
↘ afweken, kleverig, losweken, met jam bedekt, plakkerig, viskeus ↗ gom, hechtmiddel, houtlijm, kit, kleef, kleefmiddel, kleefpasta, kleefstof, lijm, plakmiddel, plaksel, plakspul, plantenslijm, planteslijm, slijm
vastplakken (v. intr.)
vasthechten[Hyper.]
metselverband, steenverband - bevestigingsmiddel, clip, lijsteklem, lijstenklem, plechtanker, schroefklem, sluiting, spanner, videoclip - binding (en) - adhesie, wegcontact, wegligging - plakkertje, sticker - bindmiddel, temper, verdikkingsmiddel - klevend, plakkend - adherent (en) - bondable (en)[Dérivé]
klemmen, kleven, klitten, plakken, vastklampen, vastklemmen[Domaine]
vastplakken (v. intr.)
vastplakken (v. intr.)
coller qqch à qqch (fr)[Classe]
poser de manière durable sur qqch (fr)[Classe]
menuiser (fr)[DomaineCollocation]
papier peint (fr)[DomaineCollocation]
affiche (fr)[DomaineCollocation]
Publicidade ▼
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,031s