Publicitade D▼
verbouwen (n.m.f.neu.)
verbouwen (v. trans.)
herbouwen, heropbouwen, kapotmaken, kweken, moeren, mollen, ombouwen, overmaken, planten, reconstrueren, reneweren, ruïneren, stukmaken, telen, verdelgen, vermassacreren, verminken, vernielen, vernietigen, verrinneweren, verruïneren, verspijkeren, vertimmeren, verwoest, verwoesten
Publicidade ▼
verbouwen (n.)
verbouwen (v. tr.)
réparer un bâtiment, un édifice (fr)[DomainRegistre]
verbouwen (v. tr.)
bebouwen, boeren, het boerenbedrijf uitoefenen, opgroeien[Hyper.]
bebouwing, beschaving, bouw, cultuur, grondbewerking, kweek, teelt, teling, verbouw - akkerbouwer, bouwboer, cultivator, groentekweker, kweekster, kweker, landbouwdeskundige, landbouwer, landbouwkundige, planter, plantster, roefel, teelster, teler - cultivation (en)[Dérivé]
verbouwen (v. tr.)
verbouwen (v. tr.)
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,047s