Publicitade R▼
verzekeren
assureren, beloven, betuigen, dekken, garanderen, instaan voor, toezeggen, vertellen, waarborgen, zweren
verzekeren (v.)
autoriseren, beloven, borgen, committeren, ervoor zorgen, garanderen, instaan, instaan voor, machtigen, mandateren, toezeggen, volmachtigen, waarborgen
verzekeren (v. trans.)
assureren, controleren, corrigeren, overtuigen, persuaderen, vergewissen, zorgen voor
Publicidade ▼
Ver também
verzekeren (v. trans.)
↘ assuradeur, assurantie, eed, herverzekeren, verzekeraar, verzekeraarster, verzekering, woord
Publicidade ▼
verzekeren (v.)
garantie, waarborg[Dérivé]
verzekeren (v.)
verzekeren (v.)
s'engager sur la qualité de qqch ou de qqn (fr)[Classe]
garant (fr)[Etre+Attribut]
verzekeren (v. tr.)
verzekeren (v. tr.)
gager (fr)[Classe]
mettre à l'abri (fr)[Classe]
(assuradeur; verzekeraar; verzekeraarster), (assurantie; verzekering)[termes liés]
verzekeren (v. tr.)
verzekeren (v. tr.)
bevestigen, valideren, verifiëren[Hyper.]
controle, kontrole, natrekking, nazicht, toetsing, verificatie, verifikatie - bevestiging, bewijsvoering, contra-expertise, controle[Dérivé]
aankruisen, aanstrepen, aanvinken, afvinken, nakijken, vinken - check (en) - ascertain, check, determine, find out, learn, see, watch (en) - valideren, verifiëren[Domaine]
Wikipedia - ver também
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,032s