Definição e significado de vlek

parsemer de petites taches (fr)[Classe]

aangeven, aanwijzen, bevlekken, bevlekt worden, kenmerken, markeren, merken[Hyper.]

vlekje[Dérivé]

helpen, veranderen[Hyper.]

kleurafwijking, kleurverandering, kleurverschil, verkleuring - vuil, vuiligheid[Dérivé]

afvloeien, ontvlekken, vlek, vlekken, vlekken maken op[Domaine]

besmetten; bevuilen; vuilmaken; bekladden; vuil maken[Classe]

afvloeien, ontvlekken, vlek, vlekken, vlekken maken op[Hyper.]

i, veeg, vlek - maculation, spotting, staining (en) - dofheid - macula, macule (en) - beits, bezoedeling, blaam, kleurverandering, schandvlek, stigma, verkleuring[Dérivé]

morsen[Classe]

change surface (en)[Hyper.]

belastering, bezoedeling, blaam, klad, plaats, plek, schandvlek, smet, spat, veeg[GenV+comp]

maculation, spotting, staining (en) - plaats, plek, stip, vlekje - droppel, druppel, klodder[Dérivé]

vlekken[Domaine]

small indefinite amount, small indefinite quantity (en)[Hyper.]

aandweilen - splash (en) - bespatten, nat spatten, opspatten, plassen, plonzen, spatten, spetten, spetteren[Dérivé]

défaut physique des choses (fr)[Classe]

aanblik, aanzicht, aanzien, gezicht, habitus, uiterlijk, voorkomen - lelijkheid[Hyper.]

blemish, flaw (en) - bederven, perverteren, verwennen - ontvlekken - blemish, deface, disfigure (en)[Dérivé]

belastering, bezoedeling, blaam, klad, plaats, plek, schandvlek, smet, spat, veeg[Hyper.]

vuil maken - blotch, mottle, streak (en) - blotchy (en) - kladderig[Dérivé]

morsen[Classe]

change surface (en)[Hyper.]

belastering, bezoedeling, blaam, klad, plaats, plek, schandvlek, smet, spat, veeg[GenV+comp]

maculation, spotting, staining (en) - plaats, plek, stip, vlekje - droppel, druppel, klodder[Dérivé]

vlekken[Domaine]

gebied[Hyper.]

neerstrijken, vestigen - neerstrijken, vestigen - settle (en)[Dérivé]

plaatsje; dorp; buurt; buurtschap; gat; gehucht; mediene; vlek; wijkcentrum[ClasseHyper.]

(akker; beemd; veld)[termes liés]

bevolkingsgroep, gemeenschap[Hyper.]

landaard, natie, nationaliteit, volk, volksaard, volkseigen, volkskarakter[Desc]

abuis, blunder, fout, misgreep, misslag, misverstand, vergissing[Hyper.]

belasteren, kritiseren, kwaadspreken, lasteren, niet appreciëren, zwartmaken - dof worden, ontluisteren, ontsieren, vlekken[Dérivé]

indicering; verschijnsel[Classe]

signe attestant de qqch (fr)[Classe]

symbool, teken, zinnebeeld[Hyper.]

aangeven, aanwijzen, bevlekken, bevlekt worden, kenmerken, markeren, merken - karakteriseren, kenmerken, kenschetsen, kentekenen, onderscheiden, tekenen, typeren, zich onderscheiden - bestempelen als, etiketteren, kenmerken, markeren, merken, van een etiket voorzien[Dérivé]

tacheture (fr)[Classe]

aspect de la Lune (fr)[Classe]

spikkel; stippel; plaats; plek; vlekje; stip[ClasseHyper.]

pelage (fr)[termes liés]

soleil (fr)[DomainDescrip.]

marking (en)[Hyper.]

spikkelen, vlekken[Nominalisation]

spot (en) - marmeren - afvloeien, ontvlekken, vlek, vlekken, vlekken maken op - bespeckle, speckle (en) - pointilleren, stippelen, tamponneren - patch (en) - oneffen, ongelijk, ongelijkwaardig[Dérivé]

smet; spetter; vlek; veeg; klad; spat; belastering; bezoedeling; blaam; plaats; plek; schandvlek[ClasseHyper.]

fout, tekort, vlek[Hyper.]

spot (en) - besmeuren - vlekkerig maken - besmirch, smirch (en) - afvloeien, ontvlekken, vlek, vlekken, vlekken maken op - afvloeien, vloeien - besmeurd[Dérivé]