Publicitade R▼
verpflichten (v.)
verplichten, aantrekken, contracteren, engageren, inhuren, inzetten, kontrakteren, charteren, aanmonsteren, monsteren, oproepen, noodzaken, nopen, aanbevelen, bevelen, heiligen, toevertrouwen, verbinden, bekleden, wijden, toewijden, besteden, zich verbinden tot
verpflichten ()
verpflichtend (adj.)
verpflichtend (adv.)
obligatorisch, obligaat, obligatoir, verplicht, voorgeschreven
verpflichtend ()
obligatorisch, obligaat, obligatoir, verplicht, voorgeschreven, nodig
sich verpflichten (v.)
aanmonsteren, binden, inschrijven, monsteren, ondertekenen, op zich nemen, signeren, tekenen, vastleggen, zich inschrijven, zich verbinden tot
sich verpflichten zu (v.) (+ datif)
verpflichten zu (v.) (+ datif)
dwingen tot, noodzaken tot, nopen, pressen tot, verplichten tot
Publicidade ▼
Ver também
verpflichten (v. trans.)
verpflichtend (adj.)
↗ obligat, obligatorisch, Pflicht-, vorgeschrieben, vorschriftsmäßig, zwingend ≠ frei wählbar, optional, wahlfrei
verpflichtend (adv.)
↗ obligat, obligatorisch, Pflicht-, vorgeschrieben, vorschriftsmäßig, Zwangs..., zwingend notwendig
verpflichtend
↘ obligat, obligatorisch, Pflicht-, vorgeschrieben, vorschriftsmäßig, zwingend
verpflichten
verpflichten (v.)
versichern, versprechen, zusagen, zusichern[Hyper.]
Garantie[Dérivé]
verpflichten (v. tr.)
verpflichten (v. tr.)
verhalten[Hyper.]
bind (en) - obligation (en) - Verpflichtung[Dérivé]
verpflichten (v. tr.)
verpflichtend (adj.)
contraignant (fr)[Classe]
verpflichtend (adj.)
verpflichtend (adv.)
obligatoirement (fr)[Classe]
Publicidade ▼