Publicitade E▼
geluid (n. neu.)
1.Akoestische schadelijke invloed van een bepaalde bron, bv. auto, machine, discotheek , snelweg of vliegveld.
Publicidade ▼
⇨ definição - Wikipedia
geluid (n. neu.)
geluidje, klank, lawaai, luidruchtigheid, rumoerigheid, toon
luien (v.)
luiden (n.)
groep, groepering, lieden, lui, luitjes
luiden (v. trans.)
aanbellen, aanschellen, afgaan, beieren, bellen, bommen, gaan, geluid maken, klepelen, klinken, schellen, toon voortbrengen, weergalmen
Ver também
luiden (v.)
↘ beiaard, beiaardier, carillon, gebeier, gong, klokkeluider, klokkenist, klokkenspel, klokluider, speelwerk
luiden (v. trans.)
↘ bel, gebel, gelui, geraas, geschal, herrie, kabaal, kakofonie, klokkeluider, klokkenluider, klokluider, lawaai, leven, pandemonium, rumoer, schallen, schel, spektakel, stampei
luiden (n.)
Publicidade ▼
⇨ Analoog geluid • Beeld en Geluid Award • Beeld en Geluid Experience • Beeld en Geluid Wiki • Beeld en Geluid wiki • Boer (geluid) • Compressor (geluid) • Dieren en geluid • Echo (geluid) • Een Ander Joods Geluid • Het geluid en de stilte • Het geluid van de wereld die langzaam vergaat • Kraken (geluid) • Laagfrequent geluid • Loop (geluid) • Meettechnieken (geluid) • Mono (geluid) • Monopool (geluid) • Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid • Nederlandse Vereniging voor Geluid- en Beeldregistratie • Schaduw van geluid • Sneller dan het geluid • TTA (geluid) • Toon (geluid)
geluid (n.)
rumoerigheid; luidruchtigheid[ClasseHyper.]
klanken, sound[Hyper.]
lawaaierig, luidruchtig, rumoerig - luidruchtig[Dérivé]
geluid (n.)
rumoerigheid; luidruchtigheid[Classe]
geluid (n.)
geluid (n.)
rumoerigheid; luidruchtigheid[ClasseHyper.]
luien (v.)
blazen[Hyper.]
doodsklok - klokgelui - klokkeluider, klokkenluider, klokluider[Dérivé]
luiden (n.)
set (en)[ClasseHyper.]
cristal et cristallographie (fr)[termes liés]
abstract entity, abstraction (en)[Hyper.]
clusteren, groeperen, in groepen onderbrengen[Nominalisation]
groeperen[Dérivé]
meervoudig[CeQuiEst~]
luiden (v.)
produire un son aigu (fr)[Classe]
répéter un bruit (fr)[Classe]
strijken; spelen; bespelen; musiceren; muziek maken[Classe]
faire produire un son à qqch (fr)[Classe]
recommencer (fr)[Classe...]
luiden (v.)
blazen[Hyper.]
doodsklok - klokgelui - klokkeluider, klokkenluider, klokluider[Dérivé]
luiden (v.)
klanken, sound - geluid, sound - geluid, geluidje, toon - sound (en)[Dérivé]
luiden (v.)
luiden, luien[Hyper.]
bell, toll (en) - klokkeluider, klokkenluider, klokluider[Dérivé]
luiden (v.)
bevatten, brengen, hebben, met, voeren[Hyper.]
het lezen[Dérivé]
luiden (v. intr.)
produire un son (fr)[Classe]
luiden (v. tr.)
klinken, laten horen, uitklinken[Hyper.]
galm, gerommel, klokgelui - klokgelui[Dérivé]
Wikipedia - ver também
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,063s