Publicitade E▼
⇨ definição - Wikipedia
vliegen (n. neu.)
vliegen (v.)
afschieten, afstuiven, flitsen, rennen, schieten, sprinten, stormen, vlammen, voorbijflitsen
vliegen (v. intr.)
afstuiven, doorkomen, doorsnellen, doorvliegen, ertussen liggen, fladderen, flapperen, ijlen, jakkeren, koersen, omgaan, omkomen, omvliegen, racen, razen, reppen, slijten, snellen, spoeden, stormen, storten, stuiven, verglijden, verlopen, verstrijken, vervlieden, vervliegen, vlieden, vliegend, voorbij flitsen, voorbijgaan, voorbijglijden, voorbijsnellen, voorbijvliegen, waaien, wapperen, zoeven
Publicidade ▼
Ver também
⇨ eentje laten vliegen • elkaar in de haren vliegen • er eentje laten vliegen • hoog vliegen • in de lucht vliegen • omhoog vliegen • twee vliegen in één klap slaan • twee vliegen in één klap slaan (literally
⇨ Echte vliegen • Heer der vliegen • Kristof Vliegen • Lijst van vlinders waarvan het wijfje niet kan vliegen • Vliegen (biologie) • Vliegen (dieren) • Willem Vliegen
Publicidade ▼
vliegen (n.)
start; begin[Classe]
vol (déplacement dans l'air) (fr)[Classe]
(toenemen; opkomen; klimmen; omhoog gaan; omhooggaan; omhoogkomen; opgaan; opwaarts gaan; stijgen; naar boven gaan)[termes liés]
(vogel; vogeltje)[termes liés]
vliegen[Nominalisation]
vliegen (v.)
aller vite (fr)[Classe]
vliegen (v.)
vliegen (v. intr.)
vliegen (v. intr.)
vliegen (v. intr.)
vliegen (v. intr.)
vliegen (v. intr.)
vliegen (v. intr.)
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,046s