Publicitade R▼
innemen (v.)
absorberen, bedienen, consumeren, gebruiken, nemen, nuttigen, ontfermen, opnemen, opzuigen, pakken, verbruiken
innemen (v. trans.)
beethebben, beethouden, bemachtigen, betrekken, bevinden, bezetten, binnendringen, binnenrukken, binnentrekken, binnenvallen, een inval doen in, een invasie uitvoeren in, gebruiken, innaaien, occuperen, okkuperen, ophouden, overmeesteren, pozen, te pakken krijgen, toeven, tot zich nemen, uithangen, vasthouden, verkeren, vertoeven, verwijlen, voorkomen, zich in het bezit stellen van, zijn, zitten, overweldigen (figuurlijk, oneigenlijk)
Publicidade ▼
Ver também
innemen (v. trans.)
↘ indringer, inkrimping, insluiper, inval, invaller, invasie, krimp, krimping, overweldiging ↗ eng, nauw, smal ≠ laten, loslaten, vieren
innemen (v.)
↘ consumptie, intake, intakegesprek, nuttiging ≠ abstineren, desisteren, onthouden, zich onthouden
innemen
Publicidade ▼
innemen
innemen (v.)
opeten; maaltijden; tafelen[Classe]
innemen (v. tr.)
innemen (v. tr.)
faire devenir mince (fr)[Classe]
innaaien; innemen[ClasseHyper.]
eng, nauw, smal[Rendre+Attrib.]
innemen (v. tr.)
prendre possession d'un lieu (fr)[ClasseParExt.]
greep, grip[Dérivé]
laten, loslaten, vieren[Ant.]
innemen (v. tr.)
innemen (v. tr.)
Conteùdo de sensagent
calculado em 0,500s